donderdag 17 september 2015

Van Dartmoor naar Cornwall


De zon scheen, toen we om een uur of 7 wakker werden. Gisteren ontbrak die totaal. We ruimden alle spullen, die we te drogen hadden gehangen, netjes in de fietstassen.

Aan het bordje aan de wand te zien deed de ruimte, waar we onze fietsen vannacht hadden gestald, dienst als officiƫle trouwlocatie.

Ik vermoed, dat de papegaai dan een andere plek heeft....
Dat hadden wij ook bij het ontbijt. We hadden het English breakfast met gebakken ei en bacon en geroosterd brood met marmelade.

Ondanks al dat lekkers zat ik met een bedrukt gezicht aan de ontbijttafel. Ik had vanaf het ontwaken een stekende pijn in mijn rechterschouder.
Overbelasting? Een gevolg van de hele dag in de regen rijden? In mijn slaap iets afgekneld?
De oorzaak wist ik niet, wel dat ik mijn schouder tot twee maal toe met spiroflor in ging smeren, meestal een probaat middel.
Na de £ 80,- betaald te hebben, vertrokken we vanaf "Mount Tavy Cottage" naar Tavistock. In dit stadje aan de rand van Dartmoor gingen we op zoek naar een goede kaart van Cornwall. In de outdoorwinkel hadden ze die niet, maar zij verwezen ons naar een tweede fietsenmaker in Tavistock. Daar konden we eindelijk een goede overzichtskaart kopen. Vandaar konden we op weg naar Launceston.

Het eerste dorp, dat we aandeden, was Millhill. In mijn jeugdjaren werd er wel eens gecollecteerd voor de paters van Millhill. Ik heb er geen een gezien, maar Millhill ziet er erg leuk uit!
We volgden de route en kwamen door Otterley, dat niet op de kaart stond. Zaten we goed?
Gelukkig wel. Zodoende kwamen we bij het nietige Chipsop uit na een flinke klim. We daalden af naar Catbridge om weer vrij steil te klimmen over holle heggenwegen.

We daalden af naar Horsebridge, waar "The Royal Inn" voorlopig de laatste kans was om wat te kunnen drinken. Dat deden we dan maar. Ada nam koffie, ik een potje thee.
De schouder had het aardig gehouden. De meeste last had ik bij het remmen met rechts. Het constant moeten remmen in de regen had er dus wel mee te maken.

We staken bij Horsebridge de rivier Tamar over en reden Cornwall binnen.



Het eerste welkom in deze prachtige county was een klim van 3 kilometer. Met mooi uitzicht, dat wel.

Daar we telkens beken kruisten, was het een zware tocht met constant klimmen en dalen. Het dalen ging trouwens voorzichtig. Door de heggen had je immers geen zicht op wat voor verkeer er om de hoek aan zou komen.
Wat we in ieder geval wel tegen kwamen was een heuse ford. Voorbij Lezant moesten we door een niet al te diepe beek heen fietsen. Meteen daarna was het lopen. De helling was te steil voor een fiets met bepakking. Dat was geen feest voor mijn rechterschouder.
Wat ook geen feest was, was dat Launceston maar niet dichterbij leek te komen. Toen ik op de kaart keek zag ik, dat Launceston nog 2 heuvels te gaan was, terwijl het een omweg was naar de plek, waar we heen wilden.
We wendden de steven en koersten aan op South-Petherwin, waar we op een "gammel" muurtje onze lunchpauze hadden. Met een stevige bodem in de maag vervolgden we de weg naar de A 30. Nu hebben we in Engeland wel vaker langs een A-weg gereden, maar dit was van een andere orde.
Aan de rand van een vierbaansweg, vergelijkbaar met de A 44, reden we 2 kilometer naar Holyway Cross, waar we in 2 etappes deze snelweg over moesten steken om in Polyphant uit te komen.
Tijdens de tocht door een soort tunnel van over de weg heen groeiende bomen vloog er een meter of 500 lang een enorme roofvogel vlak voor ons uit. Het was vermoedelijk een sperwer.


Bij Trethinna kwamen we eindelijk op de route naar Altarnun, dat we na een flinke klim en dito afdaling bereikten. Tot onze stomme verbazing zagen we, dat hier een bordje "Camping" stond. Het kostte nog een flinke klim voor we bij "Travellers Rest" een plekje voor onze tent op mochten zoeken.
We werden geholpen door de zoon van de eigenaresse. We betaalden £ 10,-. We hadden de kaarten nu pas goed bekeken, omdat we naar Bolventor wilden naar "Jamaica Inn".

Helaas was deze herberg uit het gelijknamige boek van Daphne du Maurier vanaf deze kant alleen over de A 30 te bereiken.

De zoon van de eigenaresse bood aan om er met ons heen te gaan, maar toen we hoorden, dat hij uit Thailand over was omdat zijn moeder er slecht aan toe was na een zware operatie, sloegen we het genereuze aanbod beloofd om "Jamaica Inn" alsnog te kunnen zien af.

We zochten een andere Inn uit om de avond door te brengen en vonden deze op een kilometer afstand: "The Rising Sun Inn". Tegenover deze pub lag trouwens een eveneens niet op de kaarten aangegeven camping.
Langs onze camping trapten we naar Altarnun, waar we in de dorpswinkel eten kochten voor het avondeten.

Het ijsje aten we op bij de stenen brug over de beek bij de kerk.


Op het veld van "Travellers Rest" kookte Ada de snijbonen en fruitte de ui, hetgeen samen met Cornish pasty een eenvoudige doch voedzame maaltijd opleverde. In de pasty waren aardappels en schapenvlees verwerkt. Of zoals een schaapsherder het ooit uitdrukte: "Sommige schapen zetten hun carriere voort in de horeca!"
Vanaf onze bank op de camping keken we uit op de heuveltoppen van Dartmoor in de zon, terwijl we de aardbeien met yoghurt verorberden.
Toen de zon achter de wolken verdween, was het ineens een stuk kouder. Voor het eerst deze vakantie had ik mijn t-shirt met lange mouwen aan onder mijn fleece en daaronder mijn zweethemd met windbreker.

In "The Rising Sun Inn" las ik in een Britse krant, dat gisteren in 24 uur gevallen was, wat normaal in 7 weken naar beneden komt. Nou, dat hadden we gemerkt!
Gezeten achter een ale uit Cornwall waren we in deze pub na 47 kilometer klimmen en dalen inmiddels aardig opgewarmd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten