Gisterenavond at ik voor het eerst in een maand weer samen met Ada. Siebe was met Swabo op trainingskamp, terwijl Ana met Ike naar het Rotterdams filmfestival was. We hadden een beetje haast, want we moesten naar Amsterdam, waar in de Noorderkerk het VU-koor en -orkest op zouden treden.
We gingen op de bonnefooi om te luisteren naar onze jongste dochter, maar zo ver zou het niet komen. Een bordje "Uitverkocht" op de deur van de Noorderkerk maakte ons duidelijk, dat we tevergeefs naar Mokum waren afgereisd. Het soebatten aan de deur wilde niet helpen. De acht mensen in de hal, die er niet in mochten, hadden volgens mij zo in de kerk gekund. Maar goed, de deurwachters waren onverbiddelijk.
Normaal gesproken zou ik hier flink van balen, maar ik was in een prima stemming door de gezellige dag op Flevonice en het vooruitzicht van natuurijs.
Bovendien hadden we in de treinreis naar Amsterdam een wel heel bijzondere gast uit Gods kosthuis in onze coupé. De trein naar Schiphol reed niet wegens geplande werkzaamheden. Een oudere man met een stoppelbaard, die je op het eerste oog inschatte als een dakloze, kwam de coupé binnengestapt, samen met zijn vrouw. Ze konden niet naast elkaar zitten, dus namen ze op 2 stoelen achter elkaar plaats.
De man kwam naast een vrouw te zitten in de leeftijdscategorie van onze oudste dochter en hij stak meteen van wal.
Hij ontpopte zich, met een penetrante geur om zich heen, als een personage, die rechtstreeks uit een aflevering van Koot en Bie was gestapt.
Ze waren uit Zwolle naar Middelburg gereisd om een miniatuurbootje te kopen.
Hij had een verzameling bootjes. Zelf had hij ooit gevaren, hij had een antiquariaat gehad, die failliet was gegaan. Zijn hele bijzondere levensverhaal vertelde hij op de treinreis van Leiden naar Amsterdam aan die wildvreemde vrouw, maar op zo'n volume, dat wij er ook volop van mee konden genieten. Alle lief en leed kregen wij zo te horen.
En het bootje, dat hij gekocht had: dat zat gewoon, in kranten ingepakt, in een simpel plastic vuilniszak....
De brave borst moest met zijn vrouw nog terug naar Zwolle.
En laten Koot en Bie aan deze mooie stad van de Blauwvingers nu ooit een muzikale ode gebracht hebben.
Overbodig om te zeggen, dat we schaterend van het lachen door de feeëriek verlichte grachtengordel naar de Noorderkerk wandelden. We hadden dan wel geen noot muziek gehoord, maar we hadden wel een cabaretvoorstelling bijgewoond!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten