zondag 24 juli 2011

Eulenspiegel


Eén van mijn favoriete cd's is "Eulenspiegel" van de Duitse folkrockgroep Ougenweide.

Het was mijn eerste kennismaking met de muziek van de "Carmina Burana" van Carl Orff. Het virtuoze muziekgezelschap uit Hamburg maakte een schitterende eigen versie van het bekende "Totus floreo".

Met het oog op de fietsvakantie naar Sauerland zocht ik een boek om mijn Duits weer een beetje op te halen. Mijn keuze viel op "Till Eulenspiegel".

Deze schelmenroman rond de legendarische potsenmaker Tijl Uilenspiegel is ideaal leesvoer voor de vakantie. De oorsprong van de volksverhalen ligt in het Duitsland van het eind van de 15e eeuw. Herman Bote was de eerste, die deze verhalen op papier zette.

Het meest bekend werd Tijl Uilenspiegel echter door de gelijknamige roman van Charles de Coster, die hem in Damme op dezelfde dag als Filips II geboren laat worden en hem samen met Lamme Goedzak en zijn vriendin Nele met de Geuzen tegen de Spaanse overheersing laat vechten. Sindsdien is Tijl Uilenspiegel het symbool van Vlaanderen.

Het is misschien wat kort door de bocht, maar mijn voorkeur gaat toch uit naar het origineel: Tijl Uilenspiegel met al zijn grappen en grollen.

En zeg nou niet, dat ik veel van hem weg heb....

In ieder geval kunnen jullie genieten van de op youtube gezette uitvoering van Ougenweide van Till Eulenspiegel, zoals deze in de hieronder aangehouden volgorde te vinden is op de zeer aanbevelenswaardige cd "Eulenspiegel".

donderdag 14 juli 2011

De sportcanon

Heden ten dage is er over tal van onderwerpen een "Canon". In religieus opzicht worden met de term "canon" bepaalde religieuze boekwerken aangeduid die door de betreffende godsdiensten als heilig worden beschouwd.

Hiervan afgeleid zijn lijsten met de literaire canon en de canon van de Nederlandse geschiedenis.
Het kon niet uitblijven, of ook de sport moest er aan geloven.

Vorig jaar plaatste de Volkskrant wekelijks een artikel over een belangrijke gebeurtenis in de Nederlandse sportgeschiedenis. Deze verhalen zijn nu onder redactie van Bart Jungmann gebundeld in "De sportcanon".
Het is voor iedere sportliefhebber een lust om door dit boek te bladeren. De sport wordt in zijn eigen tijd geplaatst. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben immers altijd hun weerslag op de sport.
Natuurlijk is de keuze van bepaalde onderwerpen altijd arbitrair: waarom staat die sportprestatie er wel in en een andere niet? Maar al met al geeft het 445 pagina's dikke boek een goede dwarsdoorsnede van de sportgeschiedenis van Nederland.

Beginnend bij sportpionier Pim Mulier en wereldkampioen schaatsen én wielrennen, Jaap Eden, komen de grondlegger van de sportjournalistiek, Joris van den Bergh, vooral bekend van "Mysterieuze krachten in de sport", Rie Mastenbroek (Rie wie?), Fanny Blankers-Koen, Anton Geesink, de Tourzege van Joop Zoetemelk en de Europese successen van Feyenoord en Ajax en de finaleplaatsen van het Nederlands elftal aan de orde. Uiteraard ontbreekt de in het buitenland bekendste Nederlander, Johan Cruijff, niet in de sportcanon.
Ook de TT van Assen wordt genoemd, en dan precies die editie, waaraan ik liever niet herinnerd wil worden, die van zaterdag 28 juni 1975. Ik lag na mijn kaakoperatie op een zaal, waar ik de enige kaakpatiënt was. De volgende dag kreeg ik "versterking" van een jonge man, die in Purmerend op een plein in de binnenstad aldaar was aangereden. Hij had gekeken, er kwam niemand aan en werd toen geschept door iemand, die naar de TT was geweest en die dit in het centrum van Purmerend wel eens na wilde bootsen.
Maar gelukkig staan er in "De sportcanon" ook diverse verhalen over schaatsen. De eerste Nederlandse wereldkampioen, Jaap Eden, heb ik al genoemd. Uiteraard krijgen Ard Schenk en Kees Verkerk, in de volksmond beter bekend als "Ard en Keessie", volkomen terecht, hun plek in de eregalerij van de vaderlandse sportgeschiedenis.
Maar er zijn twee verhalen, die ik volgaarne ter lezing aan wil bevelen.
De eerste betreft de Elfstedentocht van 1986. En nu wordt eens niet het verhaal van een winnaar verteld, maar dat van een eenvoudige toerschaatser: Willem-Alexander van Buren. De kop van het artikel luidt: "Een koninklijke weddenschap met gevolg". Natuurlijk, iedere andere schaatser zou ook zo'n weddenschap af kunnen sluiten, maar wordt dan niet toegelaten als deelnemer aan de Tocht der Tochten. Desondanks is het een zeer leuk verhaal om te lezen en vooral: zeer herkenbaar.
Iedere tocht van dit kaliber, of het 200 km schaatsen betreft of het lopen van een marathon, kom je momenten tegen, dat de geest meer wil dan het lichaam. Toerschaatser W.A. van Buren kwam deze momenten ook tegen, zo'n beetje op de momenten, dat ik het in 1996 en 1997 ook moeilijk kreeg. En op zulke momenten is het heel prettig, als je iemand hebt, die je er doorheen sleept, zoals Jaap de Gorter dat op 3 januari 1997 bij mij deed. Dit verhaal lezen dus!
Een tweede verhaal, wat niemand over mag slaan, is dat van de uitvinding van de klapschaats door Gerrit-Jan van Ingen Schenau, hoogleraar biomechanica aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In februari 1983 legde Van Ingen Schenau de basis voor de herontdekking van de klapschaats. Zo bleek, dat ene Karl Hannes uit Beieren in 1894, dus 90 jaar eerder, al een octrooi te hebben aangevraagd op een ontwerp van de klapschaats!

En daarna duurde het nog 10 jaar, voor de herontdekking, die het schaatsen zoveel prettiger en vooral ook sneller maakt, doorbrak.
Ik kende dit verhaal al van Dick de Bles, die mij dat op de Gouwzee uit de doeken deed. De Nederlandse schaatstop met bondscoach Henk Gemser en schaatsers als Leo Visser en Hein Vergeer, zagen er niets in.

Het is te danken aan de links en rechts op de foto staande Dick de Bles en Erik van Kordelaar, mijn eerste trainer bij de IJVL, dat de klapschaats niet wederom een eeuw in stoffige octrooiarchieven terecht is gekomen. In de zomer van 1994 hadden de gewestelijke trainers hun junioren en hun ouders uitgenodigd voor een lezing van Jos de Koning en Gerrit-Jan van Ingen Schenau. Aan het eind van de avond besloten 11 junioren hun jawoord te geven aan de klapschaats. Ze werden de sensatie van het seizoen.
Het jaar erop reden ook de gewestelijke selecties van Groningen en Friesland op de klapschaats. Sijtje van der Lende, destijds trainster van de Friese jeugdselectie, wist haar oud-pupil Tonny de Jong.
Tonny de Jong werd op de klapschaats Europees kampioene en toen was het hek van de dam.

Gerrit-Jan van Ingen Schenau heeft niet lang van zijn vinding kunnen genieten. Op 2 april 1998 stierf hij, kort na de Olympische Spelen van Nagano, waarop de doorbraak van zijn geesteskind definitief was, op 53-jarige leeftijd aan kanker.
Het opnemen van dit verhaal in "De sportcanon" is dus een passend monument aan de man, die het schaatsen een nieuwe dimensie gaf!

woensdag 13 juli 2011

Alleen

Mijn zoon is gisteren weer vertrokken naar Spanje, dus vertrok ik vandaag weer naar mijn werk. Het was op deze regenachtige woensdagmorgen erg rustig in de bibliotheek. Alleen Cor Schaap, Josien Messemaker en Atie Onderwater waren aanwezig op de Hoofdbieb.
Cor ging zijn dagelijkse ronde langs de filialen rijden, Atie kondigde aan, dat ze naar Rijnsburg moest en Josien had nog een klusje in Katwijk aan den Rijn.

Zodoende was ik op mijn eerste werkdag, nadat de monteur van het kopieerapparaat zijn klus geklaard had, ineens helemaal alleen op de meestal drukke Hoofdbibliotheek. Marten Toonder zou zeggen: "Dat geeft te denken".

vrijdag 1 juli 2011

Amstelveen

Vanochtend trok ik de deur om 8 uur achter me dicht. Gestoken in een wielershirt en een trainingsjack ging ik naar een vergadering. Ik had mijn vrouw plechtig beloofd, om me niet in het zweet te rijden, maar 40 km fietsen zonder zweetdruppeltje is natuurlijk niet te garanderen.
De route naar de vergadering van BiebPanel toe was een mooie. Dwars door de Leidse binnenstad reed ik naar de Zijl, om langs het Vennemeer naar Rijpwetering te rijden.
Bij Nieuwe Wetering nam ik het spiegelgladde asfalt langs de A4. Bij Oude Wetering moest ik wachten. De brug ging open voor een 17e eeuws schip met een enorme Oranje-Blanje-Bleu-vlag. Ik ga er gemakshalve maar van uit, dat het een replica is.

Over de Ringvaartdijk fietste ik naar Schiphol-Oost. Daarbij kwam ik langs de plek, waar we in een grijs verleden ooit een roeiboot hebben laten zinken, die we trouwens zelf weer geborgen hebben.
Bij Schiphol-Oost stak ik de Ringvaart over. Eerst fietste ik een stuk langs het Amsterdamse Bos, later dwars door dit in de jaren '30 aangelegde natuurgebied.

Daar ik op een andere plek Amstelveen was binnengekomen dan gebruikelijk, moest ik even navragen, waar ik de bibliotheek kon vinden. Met ruim 42 km op de teller kon ik gaan vergaderen. Ik droogde me af en trok schone bovenkleding aan.
De hoofdmoot van het ochtendprogramma betrof het onderzoek naar de vindbaarheid van materialen. Onze bibliotheek kwam er niet zo goed uit, hetgeen logisch was: in december hebben we alles helemaal opnieuw ingericht en zowel op genre als op PIM geplaatst. Andere bibliotheken, die in dezelfde fase zaten als wij, scoorde ook niet zo hoog.
Na de lunch kwamen enkele mededelingen omtrent de komende onderzoeken van BiebPanel. De afsluiting kwam voor rekening van Albert Boswijk, de auteur van "Economie van Experiences".

In een gloedvol betoog besteedde hij aandacht aan nieuwe vormen van waardecreatie en aan nieuwe verdienmodellen. Zo kunnen we op weg naar de ideale bibliotheek.
Bij het verlaten van de vergadering kregen we een gesigneerd exemplaar van "Economie van Experiences" mee.

Ik was in ieder geval als fietser ervaren genoeg om te weten, dat ik later thuis zou komen dan gedacht. Via Bovenkerk reed ik naar Aalsmeer, waar ik langs de plek fietste, waar ooit mijn stagebibliotheek stond aan de Stommeerweg. Langs de oevers van de Westeinderplassen, waar ik ooit mijn erste toertocht schaatste, met witte schuimkoppen op de golven ten teken, dat de wind op deze wisselend bewolkte dag met af en toe een licht buitje, trapte ik via Kudelstaart naar Leimuiden.
Ik nam de toeristische route door via Rijnsaterswoude langs de Braassemmermeer naar Woubrugge te rijden, waar de boorden van de Wijde Aa mij wachtten. In Hoogmade aangekomen zag ik Dick van Goozen, die iedere woensdagavond skeelerles geeft op de ijsbaan van Leiderdorp. Hij kwam net van zijn volkstuin af. Deze liet hij mij zien.
Beladen met komkommers, pluksla en een grote ui vertrok ik via de Boskade naar Leiderdorp om door de Leidse binnenstad weer op huis aan te rijden, waar om half 7 de kilometerteller 92 km aangaf.